-
1 Morgen
Morgen〈m.; Morgens, Morgen〉1 morgen, ochtend♦voorbeelden:bis in den hellen Morgen schlafen • een gat in de dag slapenheute Morgen • vanmorgenam Morgen • 's morgensam anderen Morgen • de volgende morgenfrüh am Morgen • vroeg op de morgengegen Morgen • tegen de morgeneines (schönen) Morgens • op een (mooie, goede) morgen〈formeel; meestal schertsend〉 frisch, schön wie der junge Morgen • fris, mooi als de dageraad¶ 〈 spreekwoord〉 Spinne(n) am Morgen bringt Kummer und Sorgen, Spinne(n) am Abend erquickend und labend • een spin in de morgen geeft kommer en zorgen -
2 Spinne
Spinne〈v.; Spinne, Spinnen〉♦voorbeelden:1 〈 spreekwoord〉 Spinne(n) am Morgen bringt Kummer und Sorgen, Spinne(n) am Abend erquickend und labend • een spin in de morgen geeft kommer en zorgen -
3 Abend
Abend〈m.; Abends, Abende〉♦voorbeelden:am Abend des 17. Jahrhunderts • aan het einde van de 17e eeuwHeiliger Abend • kerstavondam Abend • 's avondsdiesen Abend • vanavondAbend für Abend • avond na avondgegen Abend • tegen de avondden Abend über • de hele avondheute Abend • vanavondder Wind kommt von Abend her • de wind komt uit het westenzu Abend essen • de avondmaaltijd gebruikeneines Abends • op zekere avond〈 spreekwoord〉 es ist noch nicht aller Tage Abend • wat niet is, kan nog komen〈 spreekwoord〉 Spinne(n) am Morgen bringt Kummer und Sorgen, Spinne(n) am Abend erquickend und labend • een spin in de morgen geeft kommer en zorgen
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский